Appeltaart

Verwarm de oven voor op 160 graden. Schil de appels en verwijder de klokhuizen. Snijd de appels in dunne plakjes (of nog gemakkelijker, gebruik een keukenmachine met dunne snij-bladen). Vermeng 75 gram suiker met het kaneel en meg dit door de appels. Laat de appels uitlekken in een zeef of vergiet.

Doe het bakmeel, 125 gram suiker, vanillesuiker, 1 ei, zout en de boter in een kom  en kneed het tot een compacte massa. Verdeel het in 3 gelijke bollen en maak die iets plat (gemakkelijker plat te rollen straks). Doe hier vershoudfolie over en laat 15 minuten rusten in de koelkast.

Bekleed een springvorm met bakpapier. Wrijf de beschuiten door een zeef. Neem een deegbal en rol deze uit voor de bodem van de springvorm, maak van de tweede bol deeg de zijkant/rand (het ‘teveel aan deeg’ langs de randen wegsnijden). Op de bodem van het deeg de gezeefde beschuiten verspreiden, en vervolgens de appelschijfjes in de vorm doen. Maak als laatste het ‘deksel’ van de taart met de laatste bol deeg. Druk deze mooi aan bij de randen. 

Bestrijk de taart met een losgeklopt ei en laat midden in de over in ongeveer 60-75 minuten gaar en goudbruin worden. Even laten rusten voordat je de taart aansnijdt, dan kunnen de sappen in de taart trekken.